This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005AR0225
Opinion of the Committee of the Regions on the State aid Action Plan — Less and better targeted State aid: a roadmap for State aid reform 2005–2009
Advies van het Comité van de Regio's over het Actieplan Staatssteun — Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009)
Advies van het Comité van de Regio's over het Actieplan Staatssteun — Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009)
PB C 115 van 16.5.2006, p. 6–9
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
16.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 115/6 |
Advies van het Comité van de Regio's over het „Actieplan Staatssteun — Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009)”
(2006/C 115/02)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
gezien de Mededeling van de Commissie „Actieplan Staatssteun — Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009)”, COM(2005) 107 final;
gezien het besluit van de Europese Commissie van 8 juni 2005 om het CvdR overeenkomstig art. 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag over dit onderwerp te raadplegen;
gezien het besluit van zijn bureau van 22 februari 2005 om zijn commissie „Economisch en sociaal beleid” te belasten met het opstellen van een advies terzake;
gezien de Beschikking van de Commissie van 18 juli 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het Verdrag op staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst die wordt toegekend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, Richtlijn .../…/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven, en de communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst;
gezien zijn advies over de herziening van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (CdR 77/2005 fin);
gezien zijn advies over het Ontwerpbesluit van de Commissie betreffende de toepassing van de bepalingen van artikel 86 van het EG-Verdrag inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor overheidsdiensten, alsmede betreffende een ontwerprichtlijn tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en een ontwerp voor de communautaire inpassing van staatssteun in de vorm van compensatie voor overheidsdiensten (CdR 155/2004 fin) (1);
gezien zijn advies over het Witboek over diensten van algemeen belang (CdR 327/2004) (2);
gezien zijn resolutie over een nieuw elan voor de strategie van Lissabon van 24 februari 2005;
gezien zijn ontwerpadvies CdR 225/2005 rév. 1, dat op 23 september 2005 door zijn commissie „Economisch en sociaal beleid” is goedgekeurd (rapporteur: dhr. Gabor Bihary, lid van de centrale stadsraad van Boedapest, voorzitter van de commissie voor Europese integratie en buitenlandse zaken van de centrale stadsraad van Boedapest (HU/PES));
heeft tijdens zijn 62e zitting op 16 en 17 november 2005 (vergadering van 16 november) het volgende advies goedgekeurd.
Standpunten van het Comité van de Regio's
Het Comité van de Regio's is ingenomen met de benadering van de Europese Commissie, die een reeks brede raadplegingen over de hervorming van het staatssteunbeleid wil starten en de Europese lokale en regionale overheden daarbij via het Comité van de Regio's wil betrekken.
Het Comité herhaalt de standpunten die het in zijn advies over de herziening van de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen heeft ingenomen.
1. Modernisering van het staatssteunbeleid in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en banen
1.1 |
Het Comité onderschrijft dat het staatssteunbeleid nauw gekoppeld moet worden aan de doelstellingen van de Lissabonstrategie. Het juicht de koerswijziging naar een selectievere horizontale benadering (zonder voorbij te gaan aan de behoeften van betrokken regio's) toe en is ermee ingenomen dat de nadruk ligt op innovatie en O&O, menselijk kapitaal, ondernemingszin, diensten van algemeen economisch belang, regionale steun, duurzame ontwikkeling, en infrastructuur voor vervoer, energie en informatie- en communicatietechnologie, omdat dit cruciale terreinen zijn. |
1.2 |
Het Comité is van oordeel dat het criterium van het „marktfalen” van de Europese Commissie, opgesteld voor het rechtvaardigen van staatssteun, een interessante benadering is, maar dat dit concept niet uit het EG-verdrag kan komen, niet duidelijk is omschreven en niet kan worden gebruikt in de gevallen waarin er geen sprake is van een markt. Het is het er derhalve niet mee eens dat marktfalen als criterium een cruciale rol krijgt bij de beoordeling van de toekenning van steun, en acht het gebruik ervan slechts aanvaardbaar voor zover het subsidiariteitsbeginsel niet wordt geschaad en aan de lidstaten en de regionale en lokale overheden voldoende beoordelingsruimte wordt overgelaten om marktfalen te definiëren en de instrumenten te kiezen om het marktfalen te bestrijden. |
1.3 |
In zijn resolutie van 24 februari 2005 over een nieuw elan voor de strategie van Lissabon wijst het Comité op het volgende: „in plaats van een kwantitatieve vermindering van de overheidssteun na te streven, moet de EU zich bezig houden met de verbetering van de overheidssteun voor een kwalitatief hoogstaande dienstverlening op lange termijn”. Het acht het alleszins verkeerd om zich blind te staren op de totale omvang van staatssteun zonder te kijken naar de verschillende vormen hiervan en de bijkomende voordelen voor het algemeen belang. |
1.4 |
Bij de hervorming van de staatssteunregels dient niet alleen gekeken te worden naar de invloed van staatssteun op het functioneren van de markt, maar ook naar het feit dat staatssteun, mits doelgericht verleend en adequaat beheerd, er wezenlijk toe kan bijdragen de door lokale en regionale overheden vastgestelde verplichtingen op het gebied van openbare dienstverlening na te komen. |
1.5 |
Het Comité merkt op dat de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag over regels betreffende de mededinging voor ondernemingen gericht zijn op bescherming van marktmededinging als middel om het consumentenwelzijn te bevorderen. De omschrijving van „mededinging” moet in het gehele Verdrag uniform en coherent zijn; daarom betreurt het Comité dat er in het Actieplan Staatssteun niet naar het welzijn van de consument verwezen wordt. |
1.6 |
Het is verontrustend dat het begrip „niet-beïnvloeding van de handel tussen lidstaten” niet langer als een hoofdcriterium voor de verlening van staatssteun wordt gehanteerd. Het Comité is nl. van mening dat subsidies van lokale en regionale overheden aan ondernemingen die met openbaredienstverplichtingen zijn belast, er niet per se toe leiden dat het handelsverkeer in de interne markt wordt beïnvloed of dat de mededinging ernstig wordt verstoord, d.w.z. dat er sprake is van het ontstaan of het versterken van een dominante marktpositie van de onderneming(en) in kwestie. |
1.7 |
Het Comité wijst erop dat de Europese Unie internationaal moet concurreren om investeringen aan te trekken; het is van mening dat de regels voor staatssteun beter moeten aansluiten op het zakendoen in een open, geglobaliseerde economie. De regels moeten zo soepel zijn dat regio's in de lidstaten kunnen concurreren om buitenlandse (niet-EU) investeringsprojecten met regio's in derde landen die zwaar worden gesteund. |
1.8 |
In tijden van minder economische groei wordt de rol van staatssteun belangrijker. Het Comité pleit dan ook voor regels die flexibiliteit in dat opzicht bieden. |
1.9 |
Hoe lager het economische-ontwikkelingspeil van een lidstaat in een economisch geïntegreerde ruimte is, hoe meer staatssteun als percentage van het BBP gerechtvaardigd kan zijn als middel om openbare diensten te ontwikkelen of om de openbaredienstverlening op een peil te brengen dat vergelijkbaar is met dat in de andere lidstaten. Voorts is het Comité van mening dat in een lidstaat sommige regio's (met name de minder ontwikkelde regio's en regio's die zich in een overgangsfase bevinden) de vruchten dienen te plukken van specifieke verbeteringen. |
1.10 |
Het Comité stelt voor dat de Europese Commissie de effectbeoordeling van haar eigen besluiten op het gebied van staatssteun aanscherpt, vooral omdat het Actieplan gebaseerd is op een „economische benadering” van de toetsing van staatssteun. |
1.11 |
Het Comité betreurt dat de specifieke kenmerken van publiekprivate samenwerking buiten beschouwing worden gelaten in het Actieplan. |
2. Focussen op de hoofdprioriteiten
2.1 |
Het Comité is verheugd over het voornemen van de Commissie om de groepsvrijstellingsverordeningen voor steunmaatregelen inzake opleiding en werkgelegenheid te vereenvoudigen en te consolideren. Dit biedt tevens de gelegenheid om definities, bv. de definitie van „benadeelde werknemer”, die per groepsvrijstelling uiteenloopt, gelijk te trekken. |
2.2 |
Tussen specifieke opleiding en algemene opleiding bestaat in de praktijk nauwelijks verschil. Het Comité stelt dan ook voor in de toekomst geen verschillende steunpercentages meer te hanteren. |
2.3 |
Het Comité is zeer te spreken over de inspanningen van de Commissie om na het Altmark-arrest (3) meer zekerheid te bieden in de vorm van een reeks maatregelen die de regelgeving op het gebied van de financiering van openbaredienstverplichtingen betreffen. Lokale en regionale overheden worden daarbij gedwongen hun openbaredienstcontracten beter op te stellen en dit zal leiden tot meer transparantie en tot een grotere democratische verantwoording bij het beheer van diensten van algemeen economisch belang. |
2.4 |
Het Comité stelt in dit verband tot zijn genoegen vast dat de Europese Commissie gehoor wil geven aan zijn verzoek om staatssteun voor ziekenhuizen en woningcorporaties vrij te stellen van de verplichting tot aanmelding. |
2.5 |
Een voorstel voor een wettelijke kader waarmee het mogelijk wordt een aantal gemeenschappelijke positieve beginselen vast te leggen, is meer dan ooit noodzakelijk. Een dergelijk kader zou bijvoorbeeld het volgende moeten omvatten:
|
2.6 |
Het Comité is verheugd dat de Commissie met een algemene groepsvrijstellingsverordening zal komen om bepaalde soorten steun vrij te stellen van de verplichting tot aanmelding bij de Commissie. Dit zal zeker een betere governance opleveren. |
2.7 |
Het Comité schaart zich achter het voornemen om ook steun ten behoeve van het MKB en O&O onder de groepsvrijstellingen te laten vallen. |
2.8 |
Vanwege de procedurele vereisten is de de-minimisvrijstelling in de praktijk zeer moeilijk toepasbaar. Iedere verhoging van het plafond voor de-minimissteun moet daarom gepaard gaan met vereenvoudiging en verduidelijking van de huidige voorschriften van de de-minimisverordening, waarbij met name dient te worden toegelicht:
Het Comité is het er dan ook mee eens dat het plafond wordt opgetrokken en vindt dat dit zou moeten gebeuren op basis van de cumulatieve inflatie sinds 2001, toen de vorige verhoging plaatsvond. |
2.9 |
Vanwege de enorme toename van de staatssteun aan entiteiten zonder winstoogmerk is het Comité van mening dat de Commissie duidelijk en expliciet melding moet maken van deze entiteiten, overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie terzake. |
2.10 |
Verbetering van de infrastructuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) zal net zo belangrijk worden als de verbeterde infrastructuur voor vervoer en energie. Wel zijn de marktvoorwaarden voor de ontwikkeling van ICT anders en daarom moeten er specifieke richtsnoeren worden opgesteld die voorzien in een grotere flexibiliteit bij de toekenning van steun voor de ontwikkeling van ICT in het algemeen. |
2.11 |
|
2.11.1 |
Het is een goede zaak dat de Commissie op 24 augustus 2005 het startsein heeft gegeven voor een openbare raadpleging over de herziening van de kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu. Jammer genoeg is er echter maar weinig tijd voor uitgetrokken; antwoorden moesten op 10 oktober 2005 al binnen zijn. |
2.11.2 |
Het Comité is er voorstander van om het toepassingsgebied van de huidige kaderregeling uit te breiden tot „gezondheid van consumenten”, en meent dat dit begrip ook „veiligheid voor burgers en hun omgeving”, „veiligheid van werknemers” en „gezondheid van werknemers” omvat. |
2.11.3 |
Er zouden expliciete regels moeten komen voor steun ten behoeve van milieu-investeringen om door andere ondernemingen veroorzaakte vervuiling aan te pakken. |
2.11.4 |
Er zou moeten worden vastgehouden aan een hogere steunintensiteit voor het MKB. |
2.11.5 |
Het is noodzakelijk vast te houden aan hogere steunpercentages voor regio's die als gevolg van een economisch omschakelingsproces nog niet voldoen aan de voorschriften van het communautaire acquis op het gebied van milieu. |
2.12 |
Het is een goede zaak dat de Europese Commissie op 21 september 2005 een openbare raadpleging is begonnen over de hervorming van de regels inzake staatssteun voor innovatie (COM(2005) 436); het Comité betreurt evenwel de krappe antwoordtermijn, die op 21 november 2005 is bepaald. |
2.12.1 |
Gelet op het streven naar vereenvoudiging steunt het Comité de integratie van innovatie in het huidige communautaire kader inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (4), in plaats van hiervoor een specifieke regeling te treffen. |
2.12.2 |
Het Comité bepleit doelgerichte, voor innovatie bestemde staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. |
2.12.3 |
Het Comité bepleit handhaving van de thans toegestane combinatie van steun voor innovatie en regionale steun. |
2.12.4 |
Het Comité vraagt zich af waarom voor innoverende starters uitsluitend „vrijstelling van [50 %] van de sociale bijdragen en andere lokale/regionale belastingen (d.w.z. niet gerelateerd aan de behaalde winst)” wordt overwogen. |
2.12.5 |
Het Comité is verheugd dat „staatssteun voor KMO's en/of activiteiten die zich ver van de markt bevinden in aanmerking kan komen voor lichtere procedurevoorschriften en eventueel vrijgesteld kan worden van aanmelding” COM (2005) 436 (overweging 24). |
2.12.6 |
Het Comité plaatst evenwel vraagtekens bij de aandacht die de Commissie schenkt aan „marktfalen”. De Commissie erkent immers dat innovatiegerelateerde activiteiten specifiek zijn en vaak ver van de markt verwijderd zijn: „De ervaring leert dat het zeer moeilijk is vooraf te weten welke innovatieve producten en diensten succes zullen hebben op de markt.” COM (2005) 436 (overweging 18). |
3. Modernisering van de praktijken en procedures op het gebied van staatssteun
3.1 |
Het Comité is verheugd over de voorstellen van de Europese Commissie om de governance op het vlak van staatssteun te verbeteren. Het is vooral te vinden voor het idee om na raadpleging van de lidstaten en de betrokken partijen richtsnoeren met goede praktijken op te stellen. |
3.2 |
Gedeelde verantwoordelijkheid van Commissie en lidstaten is een van de hoofdpunten van de hervorming van de staatssteunregels. Het Comité is dan ook ingenomen met de in het Actieplan Staatssteun voorgestelde maatregelen om de lidstaten tot een grotere inzet te bewegen. |
3.3 |
Het voorstel om in de lidstaten onafhankelijke autoriteiten voor het toezicht op staatssteun in het leven te roepen, zou geëvalueerd moeten worden, met name wat betreft de voordelen voor procedures en de rol die deze autoriteiten zouden vervullen. Het Comité wil dat de lokale en regionale overheden geraadpleegd worden bij die evaluatie. |
3.4 |
Het Comité pleit ervoor dat de bevoegde nationale autoriteiten op het gebied van staatssteun een netwerk vormen om de voortdurende stroom informatie te verwerken en beste praktijken uit te wisselen. Dit zou de inzet van de lidstaten en de governance ten goede kunnen komen. |
3.5 |
Het Comité steunt het voorgestelde systeem waarbij een zekere flexibiliteit wordt gekoppeld aan een strikt tijdschema en waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen eenvoudige zaken en zaken die nader onderzoek vergen. |
3.6 |
Wat de geplande herziening van Procedureverordening nr. 659/1999 betreft, pleit het Comité ervoor dat derden (begunstigden en eisende partijen) nadat er een procedure is ingeleid meer rechten krijgen. |
3.7 |
Het Comité zou geraadpleegd willen worden over de beoordeling of aanpassing van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun, die volgens de Routekaart in 2007-2008 zal plaatsvinden, alsook over andere hervormingen die voor lokale en regionale overheden van belang zijn. |
Brussel, 16 november 2005.
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Peter STRAUB
(1) PB C 43 van 18.2.2005, blz. 13
(2) PB C 164 van 5.7.2005, blz. 53
(3) Zaak C-280/00 van 24.7.2003
(4) PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5-16.